Theo van Doesburg in Weimar

door Marco Entrop


'Wat is Weimar mooi en wat is het hier veel gecultiveerder als te Berlijn. Ik heb me hier genesteld in een hôtel “Elefant”. Zal Donderdag den lezing houden in het Stat: Bauhaus over “Stijl eenheid” […]. Ik hoop dat jelui het allen goed maakt. Weest hart: gegroet van jelui vriend Does.'

De ansichtkaart draagt het poststempel 29.XII.1920. Op de beeldzijde staat een foto van het Goethe Museum, het voormalige woonhuis van de grote Duitse dichter aan het Frauenplan. De kaart was gericht aan Antony Kok en zijn familie in Tilburg. Eindelijk had Theo van Doesburg weer eens van zich laten horen. Sinds 18 december 1920 verbleef hij in Duitsland, de eerste week in Berlijn, waar hij een groot aantal geestverwanten ontmoette en nieuwe relaties aanknoopte. Met de dadaïst Hans Richter waren de banden kennelijk meteen familiair, want Van Doesburg reisde op 23 december met hem mee naar Klein Kölzig, het landgoed van de ouders van Richter, om er de Kerstdagen door te brengen. Binnen de Berlijnse kunstenaarsscene lijkt men om Van Doesburg te hebben gevochten. De architect Walter Gropius, die directeur was van het Staatliche Bauhaus te Weimar, nodigde hem prompt uit een lezing te komen geven voor zijn studenten en om kennis te maken met enkele docenten. Op maandag 27 december reed Van Doesburg met de auto mee van Klein Kölzig naar Weimar. De volgende dag stuurde hij Kok een ansichtkaart.

Dat eerste bezoek aan Weimar moet op Van Doesburg geweldig indruk hebben gemaakt. In een enthousiaste brief aan Kok van 7 januari 1921, geschreven vier dagen na zijn terugkomst in Leiden, kon hij zijn geluk niet op. Het Bauhaus, waar hij op donderdag 30 december zijn lezing had gegeven, had volgens hem op zijn grondvesten staan schudden: 'In Weimar heb ik alles radicaal ondersteboven gekeerd. Dat is de beroemdste academie, die nu modernste leeraren heeft! Ik heb de Schüler daar iederen avond gesproken en overal het vergif van den nieuwen geest rondgestrooid. De Stijl zal binnen kort opnieuw verschijnen radicaler. Ik heb bergen kracht en weet nu dat onze inzichten zullen overwinnen: Allen en Alles!'

Grootspraak of niet, Van Doesburg zou in Weimar niet zegevieren. Zijn vurige wens als docent aan het Bauhaus benoemd te worden en de opleiding in de geest van De Stijl om te vormen, bleef onvervuld. Toch had hij er alles aan gedaan: gelobbyd, zieltjes gewonnen, ruzie gemaakt en dwars gelegen. Met lege handen en teleurgesteld keerde Van Doesburg op 1 november 1922 Weimar de rug toe.

Tussen april 1921 en november 1922 verbleef Theo van Doesburg twee lange, aaneengesloten perioden in Weimar, bij elkaar zo'n anderhalf jaar, samen met zijn kort ervoor verworven nieuwe liefde, de eenentwintigjarige pianiste Nelly van Moorsel. Anno 2008 blijken hun sporen in de culturele hoofdstad van Thüringen nog niet te zijn uitgewist: de huizen en pensions waar zij hebben gewoond, het atelier waar Van Doesburg heeft gewerkt en de plaatsen waar hij voordrachten heeft gehouden en met de dadaïsten heeft opgetreden. Het is er allemaal nog.


Führer Balkon

Als gast van het Bauhaus kreeg Van Doesburg een monumentaal onthaal. Hij werd ondergebracht in het beste hotel en tevens een van de oudste van de stad, Hotel Elephant – 'sinds 1696' – aan de Markt, het historische marktplein. Het is een hotel met een rijke en illustere geschiedenis. Bach, Wagner, Liszt en Schumann logeerden er. De Russische schrijver Tolstoi bracht er de nacht door. Goethe, die zijn straat maar hoefde uit te lopen om er te komen, vierde er in 1829 zijn tachtigste verjaardag. In de roman Lotte in Weimar (1939) laat Thomas Mann zijn hoofdpersoon Charlotte Kestner haar intrek in 'Zum Elephanten' nemen. Maar Elephant was ook het favoriete hotel van Adolf Hitler die, toen hij eenmaal aan de macht was, het gebouw in 1938 liet afbreken en architect Hermann Giesler de opdracht gaf het in nazi-stijl te herbouwen. Op de eerste verdieping kwam nu een staatsiebalkon met uitzicht over het plein, speciaal bedoeld voor Hitlers redevoeringen voor de inwoners van Weimar. Dat had hij afgekeken van de Duce in Rome. Het 'Führer Balkon' is er nog steeds. In het huidige Hotel Elephant heeft Van Doesburg dus niet geslapen, wél op die plek


Flinke tippel

Precies een maand na zijn terugkeer in Nederland begon Van Doesburg werk te maken van zijn voornemen zich in Weimar te vestigen. Aan Gropius' assistent Adolf Meyer, die hij te Berlijn had leren kennen, schreef hij op 4 februari 1921 een brief. Hij vroeg hem behulpzaam te zijn bij het vinden van geschikte woonruimte. Bij voorkeur geen hotel, dat was te duur: 'Atelier mit Schlaf- (und so möglich Bade-) zimmer, möblirt, genügt schon, am liebsten hatte ich aber eine kleine freie möblirte Wohnung in der Umgegend von Weimar.'

Bij aankomst in Weimar namen Theo en Nelly van Doesburg op 29 april 1921 hun intrek in het pension van Graf Keyserling, op het adres Am Horn 53.

Het was weliswaar geen hotel, maar ook geen atelier. Evenmin was het Meyer gelukt voor hen een gemeubileerde woning buiten de stad te huren. Maar het huis Am Horn mocht er wezen. De villa ligt fraai, hoog boven het Park an der Ilm, dat vanuit het huis deels is te overzien. De straat, meer een laan, loopt over de heuvel omhoog en eindigt even voorbij het pension in een grindweg. Iets verderop, op nummer 61, staat het beroemde Musterhaus, in 1923 gebouwd naar een ontwerp van de Bauhaus-architecten Walter Gropius en Georg Muche.

Vanaf het pension was het voor Van Doesburg overigens nog een flinke tippel naar het Bauhaus aan de Kunstschulstraße (nu Geschwister-Scholl-straße), hoewel het hemelsbreed nauwelijks meer is dan een halve kilometer.

De kortste (en mooiste) route voert door het park: via het kronkelende pad de heuvel af naar beneden, langs het tuinhuis van Goethe, de Ilm over, voorbij het Liszt-Haus – zeker een halfuur lopen.

Vaak zal Van Doesburg die afstand niet hebben overbrugd; meestal kwam men naar hem toe: 'Ik heb den geheelen dag bezoek en iederen avond bijna, komen leerlingen van het Statliches Bauhaus bij me op bezoek', schreef hij Kok op 24 juni 1921. Kok moest maar gauw komen: 'Je kunt je er geen voorstelling van maken hoe mooi het hier is. Je hebt hier het Schwabische en het Thüringer-Wald en even buiten W[eimar] bergen. Op het oogenblik zijn de graaf en gravin met vacantie, voor 7 weken en hebben we hier zoo goed als vrij spel. Daár we hier 15 Juli weggaan, zou het prachtig zijn wanneer je voor dien tijd een dag of 8 naar hier kwam.'


Netonderbroeken

In de eerste week van juli 1921 stapte Kok op de trein naar Weimar. Van Doesburg, Nelly en Lena verwelkomden hem op het station. Van Doesburgs tweede echtgenote Lena Milius was al enige dagen hun gast. Vermoedelijk overnachtte zowel zij als Kok in het pension van Graf Keyserling. Misschien nog dezelfde dag is de foto gemaakt van de vrienden aan de thee, op het bordes voor het pension.

Kok is inderdaad een dag of acht gebleven en genoot van zijn vrienden, de stad en de omgeving. Bij Ludwig Thelemanns Buch- und Kunsthandlung op Schillerstraße 15 (thans een brillenwinkel) liet hij zich verleiden tot het kopen van een flink aantal boeken en plaatste hij een bestelling voor de werken die niet op voorraad waren. Overigens is Thelemann nog altijd dé boekhandel van Weimar. De winkel, tevens antiquariaat, bevindt zich tegenwoordig op de hoek van de Rittergasse en Windischenstraße, slechts op een steenworp afstand van de vroegere locatie. Kok kocht in Weimar niet alleen boeken. Bij een herenmodezaak in de Schillerstraße informeerde hij naar zijn merk netonderbroeken.

Na Koks vertrek besloot Lena nog een paar dagen te blijven. Op vrijdag 15 juli reisde zij terug naar Den Haag met het echtpaar Oud, dat Van Doesburg in Weimar was komen opzoeken. Het was meteen de laatste dag voor Theo en Nelly in pension Keyserling. Van Doesburg had eindelijk, na lang zoeken, een atelier gevonden. Per 1 juli 1921 huurde hij voor 600 Mark per jaar een werkruimte op de eerste verdieping van de aanbouw van het atelierhuis van 'Freiherr' prof. Elmar von Eschwege, een kunstminnende baron die zelf ook schilderde.

Het huis stond in Oberweimar, op het adres Am Schanzengraben 8. Na een gemeentelijke herindeling is de straatnaam gewijzigd in An der Falkenburg. Van Doesburgs atelier is hier terug te vinden achter huisnummer 3.


Katzenmusik

Doordat het atelier niet over een woongedeelte beschikte, waren Theo en Nelly genoodzaakt elders kamers te huren. Op 16 juli 1921 kwamen ze terecht aan de westkant van de stad in de Lisztstraße 25, waarschijnlijk een pension. Het huis heeft als straatnummer 27; nummer 25 bevindt zich aan de achterzijde.

Het beviel hun daar allerminst, vergeleken 'bij die heerlijke woning Am Horn! We denken er dan ook weer aan weg te gaan en hebben een prachtige woning aan de Belverdère allee pal bij m'n atelier op 't oog. Ook weer heelemaal vrij en zonder huizen vóór of achter', lichtte Van Doesburg Kok in op 3 augustus 1921. Een week later was het zo ver: aan de Belvederer Allee, een lommerrijke laan die zich uitstrekt over de volle lengte van de westzijde van het park aan de Ilm, op de hoek met de Albert-Kuntz-Straße, huurde Van Doesburg op nummer 48 het souterrain.

De verhuurder was de architect Paul Undeutsch, bijna-buurman van Von Eschwege, die ook aan de Belvederer Allee woonde. 'Een prachtvilla nog mooier dan Am Horn!', schreef Van Doesburg op 17 augustus 1921 aan Kok. Het zou hun woonadres in Weimar blijven, hoewel ze een keer hebben overwogen om te verhuizen. De baron wilde namelijk niet dat Nelly, die hij toestemming had gegeven om bij hem thuis te studeren, oefende op het werk van de moderne componisten, dat hij maar 'revolutionaire KatzenMusik' vond en waar hij zenuwachtig van werd. Vervolgens mocht ze van mevrouw Undeutsch geen piano op haar kamer zetten. 'Het stoort haar als ze den heelen dag muziek hoort. “Pest-lui”!!!', luchtte ze op 27 september 1921 haar hart in een brief aan Kok. 'Heel misschien gaan we wel weer naar Am Horn. Dat lokt ons zoo aan.' Maar bij Graf Keyserling was geen plaats meer. In oktober 1921 betrok in de villa Am Horn 53 Paul Klee met zijn gezin een verdieping, nadat hij – en niet Van Doesburg – benoemd was als docent aan het Bauhaus. Een plaquette boven de voordeur herinnert aan het feit dat Klee op dit adres heeft gewoond. (Zie website: http://www.allobjekt-projektentwicklung.de/content/main.php?pageid=030004001&reviewid=3)


Stampvol

Op 26 november 1921 verlieten Theo en Nelly van Doesburg Weimar voor een lezingentournee door België. Nelly reisde na afloop naar Wenen, Van Doesburg naar Leiden. Op 1 januari 1922 waren ze samen weer terug in (het ijskoude) Weimar. Het atelier en de kamers bij Undeutsch hadden ze aangehouden. Na de barre winter opende Van Doesburg het offensief op het Bauhaus. Op 8 maart startte zijn Stijl-cursus, waarvoor een groot aantal Bauhaus-studenten zich had aangemeld. De cursus werd de eerste maanden elke woensdagavond gehouden in het atelier van Van Doesburgs protégé Karl Peter Röhl, die zowat naast het Bauhaus woonde in de Buchfarterstraße 12 (nu Geschwister-Scholl-straße 4).

Dezelfde maand probeerde Van Doesburg zijn lezing-met-lichtbeelden 'Der Wille zum Stil' ergens onder te brengen. Hiervoor nam hij Bruno Wollbrück in de arm, eigenaar van de Thelemann-boekhandel in de Schillerstraße, die op hetzelfde adres actief was als impresario. Het viel nog niet mee een geschikte locatie voor Van Doesburgs optreden te vinden. Het statige Hotel Fürstenhof aan de Karlsplatz (nu: Grand Hotel Russischer Hof aan de Goetheplatz), destijds dé kunstenaarshangplek van Weimar, had al zijn zalen vergeven aan een congres. Ook de Armbrustsaal in het verenigingsgebouw van de Armbrustschützengesellschaft aan de Schützengasse 14 (nu bioscoop CineStar) was niet beschikbaar. De enige mogelijkheid deed zich voor op vrijdag 31 maart, in het Erholungs-gebouw.

Op 29 maart verscheen in de Allgemeine Thüringer Tageszeitung de aankondiging dat Theo van Doesburg twee dagen later, om acht uur 's avonds, zou spreken over 'Der Wille zum Stil'. Voor de 'musikalischen Erläuterungen' zorgde Pétro van Doesburg. De Erholung bevond zich pal tegenover Hotel Fürstenhof. Het gebouw staat er nog maar heet tegenwoordig voluit: Jugend- und Kultur Zentrum Mon Ami, kortweg: 'Mon Ami'.

De rechtervleugel is filmhuis. Op 3 april liet Nelly speciaal aan Kok weten hoe haar muzikale bijdrage was ontvangen: 'Stampvolle zaal. Publiek heel rustig en 't grootste gedeelte vond het prachtig. De voordracht zelf is ook enorm. Zóó goed in elkaar gezet. Zoo constructief (met 70 lichtbeelden).' In de Allgemeine Thüringische Landeszeitung Deutschlands verscheen de volgende dag evenwel een nogal zuinige bespreking van de lezing, waarin Nelly's pianospel nog als beste uit de bus kwam.

Een tweede lezing in Weimar, getiteld: 'Neo-plastische Monumentalität', wederom met Nelly aan de vleugel, hield Van Doesburg op woensdagavond 17 mei 1922 ten huize van Grafin Dürckheim, Chranachstraße 47. Die straat kruist de Lisztstraße waar Van Doesburg in juli 1921 kort woonde.


Dadaïsten

De zomervakantie van 1922 brachten Theo en Nelly opnieuw door met Kok. De Tilburgse dichter arriveerde op 25 juli met de trein op het station van Weimar, waarna ze gedrieën vrijwel onmiddellijk via Berlijn doorreisden naar het Oostzee-eiland Rügen.

Op of rond 7 augustus was Kok weer terug in Tilburg. Van Doesburg had zich in de vakantie kunnen opladen voor wat zijn tour de force in Weimar zou worden, de organisatie van een klein kunstenaarscongres: het Internationale Congres van Konstruktivisten en Dadaïsten, waarvoor hij ook Tzara, Arp en Kurt Schwitters had uitgenodigd.

Op 25 september, de dag van het congres, poseerden de deelnemers op de trappen van het Landesmuseum am Museumsplatz (tegenwoordig: Neues Museum aan de Weimarplatz).

Het congres zelf werd 's avonds gehouden in Hotel Fürstenhof.

Het interieur van Russischer Hof is sinds 1922 diverse keren gemoderniseerd, maar de behulpzame kelner van het café-restaurant weet vrijwel zeker dat de dadaïsten hun manifestatie hebben gehouden in de grootste zaal, de Karl-Augustsaal op de begane grond.

Per 1 november 1922 zegde Van Doesburg de huur op bij Undeutsch; z'n atelier hield hij vooralsnog aan. Hij ging in Berlijn wonen, op het adres Wittelbacherstraße 25 in de wijk Wilmersdorf.

Het verblijf in Berlijn bleek slechts een tussenstop. Het leven in Duitsland was voor hen inmiddels onbetaalbaar geworden. Op 5 december 1922 keerden ze terug naar Nederland.


Pleister

Eén jaar later was Van Doesburg voor even terug in Weimar. Met de hoofdconservator van het Landesmuseum, Wilhelm Köhler, beraadslaagde hij over de inrichting van een overzichtstentoonstelling van zijn werk. Van 16 december 1923 tot en met 24 januari 1924 waren 86 schilderijen, tekeningen en architectuurontwerpen van Van Doesburg te zien, verspreid over een aantal ruimtes in het Landesmuseum.

'Does heeft […] in Weimar een prachtige tentoonstelling in het Landes-Museum', schreef Nelly op 11 januari 1924 aan Kok. 'Je zult het misschien wel in de krant gelezen hebben. Bij de opening heeft hij dadelijk een werk verkocht […]. Zij zijn er daar zeer enthousiast over en het wordt goed bezocht.' In dezelfde brief schatte Van Doesburg die geestdrift toch iets anders in. Twee jaar lang had hij zijn zinnen gezet en hoop gehouden op een docentschap aan het Bauhaus. Ze wilden hem niet omdat ze, volgens Van Doesburg, een dominante invloed van De Stijl vreesden. 'Ik moet dus maar op mij zelf blijven werken en zien dat ik er doorheen scharrel', klonk het toch enigszins zuur.

De expositie in het Landesmuseum had ook iets van een eerbetoon. Van Doesburg was immers geen onbekende in Weimar. Voor het kunstleven van de stad had hij onbetwist verdienste gehad. Maar de tentoonstelling voelde misschien meer als een pleister op de wonde. Dat hij bij de opening verstek liet gaan zegt genoeg. In Weimar zou Van Doesburg zich niet meer laten zien.


MARCO ENTROP: THEO VAN DOESBURG IN WEIMAR, 2008
Met dank aan Wilma Kossen en Wim van Eijck

Literatuur

  • Rolf Bothe (red.), Neues Museum Weimar. Geschichte und Ausblick (München-Berlijn 1997).
  • Rolf Bothe, Thomas Föhl en Magdalena Droste, Das frühe Bauhaus und Johannes Itten. Katalogbuch anläßlich des 75. Gründungsjubiläums des Staatlichen Bauhauses in Weimar (Ostfildern-Ruit 1994).
  • Van Doesburg Archief (Schenking Van Moorsel), Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag.
  • Kai-Uwe Hemken en Rainer Stommer, 'Der “De Stijl”-Kurs von Theo van Doesburg in Weimar (1922)', in: Konstruktivistische Internationale Schöpferische Arbeitsgemeinschaft, 1922-1927: Utopien für eine Europaïsche Kultur (Stuttgart 1992), p. 168-177.
  • Michel Kerres, 'Logeren in historie – Hotel Elephant herbergde Goethe en Schiller, Bach en Tolstoi. En Hitler', in: NRC Handelsblad, zaterdag 26 maart 2005. Themabijlage 'Stedentrips', p. 17.
  • 'De Stijl overal absolute leiding'. De briefwisseling tussen Theo van Doesburg en Antony Kok. Bezorgd door Alied Ottevanger. RKD-bronnenreeks, deel 5 (Bussum 2008).

_____________________________________________________________

Meer informatie over

EXPERIMENTELE POËZIE, DADA en DE STIJL

op de website

  • FLEURSDUMAL.NL MAGAZINE


  • Website Antony Kok

    www.antonykok.nl